Steeds meer verzekeraars hanteren alleen een vergoeding voor één bepaald voorkeursmedicijn. Dit werkt extra kosten voor ziekenhuizen en de maatschappij in de hand, schrijven Koos Brouwers en Mark Nuijten in een opiniebijdrage. Dit strikte preferentiebeleid moet daarom worden verboden.

Het is een verontrustende trend dat steeds meer zorgverzekeraars kiezen voor preferentiebeleid voor medicijnen. Een van de redenen hiervoor is dat verzekeraars de premies laag willen houden. En dus voelen zij zich genoodzaakt het geneesmiddelenpakket verder uit te kleden. Dat is een onwenselijke ontwikkeling die moet stoppen.

De letterlijke betekenis van preferentiebeleid is voorkeursbeleid. Dit betekent dat de verzekeraar een voorkeur heeft voor een bepaald medicijn als er meerdere soortgelijke medicijnen op de markt zijn. In het preferentiebeleid staat per werkzame stof welke variant de verzekeraar wil dat je gebruikt. Meestal zijn dit de goedkoopste merken per werkzame stof.

Verzekeraars gebruiken het preferentiebeleid om de hoge kosten aan medicijnen te beperken. Apothekers worden namelijk op deze manier gestimuleerd vaker een goedkope variant van een medicijn mee te geven. De apotheek kent het preferentiebeleid en geeft daarom altijd het preferente medicijn mee. Alleen dan betaalt de zorgverzekering de kosten van het medicijn.

De goedkoopste
Dat betekent dat er meestal slechts één geneesmiddel voor een bepaalde aandoening wordt vergoed. U raadt het al, dat is bijna altijd het goedkoopste middel. Sommige patiënten lopen risico op bijwerkingen als ze gedwongen moeten overstappen van hun medicijn naar het goedkope preferente middel. In het geval van levensreddende medicijnen kan het zelfs leiden tot overlijdens.

Terwijl zorgverzekeraars met het preferentiebeleid dus goedkoop uit zijn en hun bankrekening spekken, worden de kosten van extra ziekenhuisopnames en behandelingen door medisch specialisten afgewenteld op ziekenhuizen. Ziekenhuizen krijgen immers een omzetplafond opgelegd door de zorgverzekeraars. Bereiken ze dit plafond sneller door het preferentiebeleid, dan krijgen ze de extra kosten niet vergoed.

Ook kunnen de bijwerkingen na een switch leiden tot arbeidsverzuim, waardoor ook andere partijen in de samenleving opdraaien voor dit ‘penny wise, pound foolish’-preferentiebeleid.

Apothekers klagen daarnaast steen en been over agressie aan de balie, omdat patiënten niet meer het oude vertrouwde middel krijgen en hun ongenoegen dan op de apotheekmedewerkers afreageren.

‘Huisartsen klagen: Het preferente spiraaltje is slechts 16 cent goedkoper, maar veel moeilijker in te brengen’
Zo heeft zorgverzekeraar VGZ ervoor gekozen vanaf 1 januari alleen nog het goedkope spiraaltje van fabrikant Levosert te vergoeden. Het Nederlandse Huisartsen Genootschap verzocht VGZ de maatregel niet in te voeren. Het preferente spiraaltje is namelijk moeilijk in te brengen en de artsen hebben er weinig ervaring mee. Dat hebben ze wel met de spiraal die slechts 16 cent duurder is. Op een gemiddelde prijs voor een spiraal van zo’n €150, is de keuze voor de ‘moeilijke’ spiraal slecht te onderbouwen. Een spiraal die moeilijk in te brengen is, is er ook weer moeilijk uit te halen. Daarom zullen huisartsen patiënten doorverwijzen naar de gynaecoloog zodat de zorg in plaats van goedkoper juist duurder wordt en extra beslag op de capaciteit van onze gezondheidszorg legt. Bovendien is het psychisch belastend voor jonge vrouwen als er ‘gewroet’ moet worden om de spiraal te plaatsen terwijl het ook makkelijk kan.

Adrenalinepen
Een ander voorbeeld is het preferentiebeleid van VGZ ten aanzien van de adrenalinepen. VGZ koos alleen nog de EpiPen te vergoeden. De EpiPen is een levensreddend middel voor patiënten die allergisch zijn voor bijvoorbeeld noten of bijensteken. Ze moeten altijd twee pennen bij zich hebben voor het geval zich een anafylactische aanval (een ernstige allergische reactie) voordoet en een snel toegediende injectie het verschil kan maken tussen leven en dood.

Probleem is echter dat de EpiPen de afgelopen jaren maandenlang niet leverbaar was. Schaarste en haperende mechanismen zorgen voor lege lades bij de apotheek. Een groot probleem in een markt met slechts twee leveranciers. Door te schuiven met buitenlandse voorraden kon de concurrent de tekorten zo goed mogelijk opvangen zodat de meeste patiënten geholpen konden worden. Maar door het preferentiebeleid van VGZ met een marktaandeel van 23% en 4 miljoen patiënten, weet de concurrent nu al dat hij per 1 januari 23% minder pennen kan verkopen. Deze fabrikant zal de voorraad hierop aanpassen.

Dat betekent dat als de EpiPen net als vorige jaren weer niet kan worden geleverd, er allergiepatiënten op de peperdure intensive care belanden of thuis overlijden omdat er geen voorraad is.

Buiten de boot vallen
Preferentiebeleid leidt er bovendien toe dat geneesmiddelenfabrikanten die buiten de boot vallen Nederland niet meer interessant vinden en dus innovatieve medicijnen hier niet introduceren. Een gezonde marktwerking waar leveranciers met elkaar concurreren houdt iedereen scherp en voorkomt schaarste van (levensreddende) medicijnen.

Zo ver moet het niet komen. Een te strikt preferentiebeleid door de zorgverzekeraars moet daarom worden verboden. Keus uit één middel is namelijk geen keus maar een dictaat. Zeker voor levensreddende geneesmiddelen is dit onethisch. Het argument dat niet-preferente middelen toch nog altijd mogen worden voorgeschreven, is misleidend. Want dit leidt tot bijbetaling, waarvan de zwaksten in onze samenleving weer de dupe zijn. Vertrouw de huisarts en medisch specialist om te bepalen wat het beste is voor hun patiënt, dat is meer dan de ‘keus’ uit n=1.

Koos Brouwers is klinisch farmacoloog en Mark Nuijten is gezondheidseconoom.

Lees het volledige artikel